Reflectie beweegpracticum

 

Tijdens het beweegpracticum heb ik geleerd over verschillende beweegmotieven. Het eerste motief, competitie, speelt in de klas een belangrijke rol, vooral bij de jongens. Ik merkte dat een activiteit langer leuk blijft en iedereen extra fanatiek wordt wanneer er veel competitie aanwezig is tijdens de les. Bijvoorbeeld tijdens een potje voetbal: iedereen was zo fanatiek dat het er behoorlijk hard aan toeging. Persoonlijk vond ik dit echter geen leuke les, omdat het niveauverschil tussen voetballers en niet-voetballers erg groot was. Daardoor koos ik er liever voor om aan de kant te zitten.

Wat ik graag aan mezelf wil ontwikkelen, is het vermogen om door te zetten, zelfs als ik een activiteit minder leuk vind. Een les die ik daarentegen wel leuk vond, was de eerste les waarin we gingen frisbeeën. Bij het frisbeeën had bijna iedereen hetzelfde niveau, waardoor ik het gevoel had dat er sprake was van een eerlijke strijd. Bovendien was er in deze les ook een onderdeel zonder competitie-element. Dit vond ik erg leuk, omdat ik me kon focussen op het verbeteren van mijn eigen vaardigheden en kon samenwerken met een medestudent.

Hoewel competitie vaak samengaat met plezier, merk je dat het minder leuk wordt voor de mindere partij wanneer het niveau niet gelijk is. Het beweegmotief *leren* vind ik daarom vaak ook interessant om in de lessen terug te zien. Zo heb ik bijvoorbeeld geoefend met jongleren, wat ik overigens nog niet onder de knie heb. De beweegmotieven *leren* en *plezier* zijn vaak de moeilijkste om in de lessen te verwerken, omdat je hierbij een balans moet vinden tussen voldoende uitdaging en voldoende variatie in de activiteit. Diversiteit in beweegmotieven is daarom erg belangrijk, omdat je deze motieven in elke les terug wilt laten komen.

Het aanbieden van beweegactiviteiten gaat mij over het algemeen goed af, mede dankzij de ervaring die ik tijdens mijn vorige opleiding heb opgedaan. Ik vind het leuk om activiteiten te bedenken en uit te werken. Samen met mijn groep hebben we bijvoorbeeld een bootcamp-memoriespel bedacht en het spel *30 Seconds* op een sportieve manier verwerkt in onze activiteit. Voor het bootcamp-memoriespel heb ik de memorykaartjes gemaakt en de bijbehorende leskaart ingevuld.

De samenwerking in onze groep verliep over het algemeen goed, omdat we het snel eens waren en snel aan de slag konden. We hadden de taken verdeeld zodat iedereen individueel aan de slag kon. Toch ontdekten Meike en ik later nog fouten in het werk van een medestudent. Dit liet zien dat de taakverdeling niet optimaal was. De volgende keer is het waarschijnlijk beter om de activiteiten samen te ontwikkelen in plaats van individueel te werken. Ik wil mijn samenwerkingsvaardigheden verder verbeteren, zodat we als groep een gezamenlijk product kunnen maken in plaats van losse onderdelen die individueel worden uitgewerkt.